De Henkeput
De Henkeput (in het dialect 'Eenkeput') ligt ten noorden van de
Schone Grub op een helling van het plateau. Het is een open trechtervormige
kuil, overgaand in een cilindrische schacht, die toegang geeft tot een in mergel
uitgegraven koepelvormige ruimte met een vlakke bodem, vanwaar een groot aantal
nissen uitgaan. (Zie figuur hieronder).
De Henkeput bestaat uit een trechtervormige kuil,
ongeveer 3 meter diep en een bovenwijdte van ongeveer 8 meter, die wordt voortgezet door een cirkelvormige
schacht.
De totale diepte is ongeveer 12
meter. en de breedte van de schacht is ruim 1,5 meter.
De kamer-vormige ruimte onder de schacht heeft een doorsnede van ongeveer 12
meter.
Op de bodem bevind zich op een ondergrond van kalksteen een puinkegel
bestaande uit löss, brokken mergel en zwarte vuursteen, plantaardig
materiaal (deels vergaan) en een opvallende hoeveelheid dierlijke skeletresten.
Deze skeletresten zijn ten dele afkomstig van de in de put geworpen kadavers,
maar een aanzienlijk deel wordt gevormd door dieren die zelfstandig in de
put zijn geraakt, en door de speciale vorm van de grot niet meer konden
ontsnappen.
Oorspronkelijk zal de opening van de schacht
overal rond 1.75 meter in diameter geweest zijn. Bij het nastorten van de
schachtwand werd de bovenkant trechtervormig.
De vorm van de schacht en de
haksporen die er te zien zijn (in de schacht en in de koepelvormige ruimte)
tonen aan dat deze ruimte door mensenhanden is gemaakt.
Profiel van de Henkeput:
(de nummers verwijzen naar de vuursteenlagen uit de kalksteen van Lanaye uit
de formatie van Gulpen)

Deze Henkeput werd voor het eerst in
1887 in de literatuur beschreven door Casimir Ubaghs.
Samen met Eugène Dubois en Graaf de Geloes
onderzocht hij in 1886 deze put. Bij het onderzoek in de Henkeput
werden, in de puinkegel op de bodem, vele botten gevonden van mensen en dieren (o.a. botten van paarden, koeien, herten, schapen, honden en vossen).
Dubois schatte dat het totale aantal menselijke individuen aan de hand van de
gevonden botten, wel eens een honderdtal kon bedragen. Tussen het neergestorte
materiaal vond men ook Romeins aardewerk. Dit was een van de redenen waarom
Casimir Ubaghs een Romeinse ouderdom van de Henkeput aannam.
De Abri bij de Henkeput (©Frank de Wit) |
 |
Ubaghs vond ook haksporen aan de wanden. Ubaghs nam aan dat het om een
vuursteenmijn ging en anders een bouwsteengroeve (mergel blokken).
Hij dacht aan deze tweede mogelijkheid omdat er tijdens zijn bezoek aan de put
een stapel kalksteen blokken van twee meter lengte en een halve meter dikte
aantrof, naar zijn mening klaar gelegd om naar boven gebracht te worden. Dit zou
door omstandigheden verhinderd zijn. Deze veronderstelling wijst hij echter weer
van de hand door er op te wijzen, dat de kalksteen niet geschikt is als
bouwsteen, daar deze vol vuursteenknollen zit
De vondsten gingen
naar het kasteel Eysden (waar de eigenaar van het gebied woonde: Graaf de Geloes).
Helaas is deze collectie tijdens de oorlog verloren gegaan.
Tot op de dag van vandaag is er
onduidelijkheid over de gevonden menselijk resten.
Er zijn 2 theorieën over:
- Romeinse soldaten, gedood bij
een veldslag met de Eburonen (theorie van Casimir Ubaghs: 1887); In Caesar's
geschrift "Bello Gallico" wordt o.a. beschreven hoe de Romeinse legioenen
verslagen werden door de Eburonen op een tweetal dagmarsen vanaf de Rijn (een
onnauwkeurige plaats aanduiding).
- Lijken van ter dood
veroordeelden (theorie van Habets, een geschiedschrijver uit Limburg;
(Omdat er geen restanten van
kleding zijn gevonden (gespen, knopen e.d.) is het waarschijnlijk dat de
mensen naakt in de put "gegooid" werden). Echter, in een periode
van ongeveer drie honderd jaar werden er in de omstreken van Gronsveld en
Rijckholt nauwelijks doodvonnissen voltrokken.
De Franse paters Dominicanen uit het
klooster te Rijckholt hebben in de periode 1928-1932 zeer veel in en bij het
terrein van de Henkeput en de Ravijn de Schone Grub gegraven. Helaas zijn deze geestelijken in 1932 weer
naar Frankrijk vertrokken.
Een gedeelte van de verzameling kwam in Groningen terecht (Biologisch
Archeologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen) en werd met de
vondsten van Prof. van Giffen gecatalogiseerd. Een ander deel van de vondsten
ging naar het Bonnefantenmuseum te Maastricht. Tevens is een gedeelte van de
collectie mee naar Frankrijk gegaan. De rest bleef in Rijckholt achter
en is door gebrek aan belangstelling van de Nederlandse Dominicanen verloren
gegaan.
Voor meer achtergrondinformatie zie het hoofdstuk over de
paters Dominicanen.
Jos Cremers (voorzitter van het
Natuur Historisch Genootschap te Maastricht) (1923) meende dat de
"trechter" mogelijk een geologische
orgelpijp was. De "trechter" verbreedde zich
naar
De Henkeput tijdens het
onderzoek door Prof. van Giffen in 1923-24. Het zonlicht komt tot op de bodem |
 |
©Rijksuniversiteit Groningen, Groninger Instituut voor Archeologie. |
beneden toe tot een "grot", die volgens Cremers althans gedeeltelijk door
mensenhanden was uitgebreid.
In 1923 onderzoeken dr. van Giffen
en dr. v.d. Sleen de Henkeput en de abri. Ze verrichten er o.a. metingen en deden
onderzoek in de abri. Bij een rookproef wordt duidelijk dat er een
verbinding is
tussen de abri en de Henkeput. Van der Sleen vermeldt de krassen in de wand,
welke hij vergelijkt met de krabsporen (haksporen) , die hij in een
vuursteenmijntje nabij het "Groot Atelier" aantrof.
Ook van Giffen veronderstelt dat de Henkeput een mijn in plaats van een
natuurlijke orgelpijp zou kunnen zijn.
In 1961 deden H.
Schroevers-Kommandeur en S. de Jager van het Zoölogisch Museum (Amsterdam) en
het R.I.V.O.N opgravingen in de Henkeput.
Dit gebeurde onder leiding van Professor Waterbolk; directeur van het Biologisch-Archeologisch Instituut:
B.A.I. van de Universiteit Groningen.
Ook nu werden de nodige dierlijke
resten gevonden. Daarnaast enkele menselijke overblijfselen.
Bij onderzoek van het centrale gedeelte van de puinkegel (onder de schacht)
bleek dat de de grotbodem diep wegdook. Waarschijnlijk heeft hier een verzakking
plaats gevonden, waarbij de oorspronkelijke kern van de puinkegel in de diepte
is verdwenen.
Uit hoogtemeting bleek dat de bodem van de Henkeput zich bevindt op precies
hetzelfde niveau als de vloer van de Abri. Beide liggen op 72 meter boven N.A.P.
De bodem van de Schone Grub ligt hier echter nog 17 meter dieper en men zou de
cetrale verdieping in de Henkeput dan ook in verband kunnen brengen met
een dieper niveau van mergelwinning. Maar dat zou in toekomstig onderzoek verder
aangetoond moeten worden. De instorting van de bodem van de Henkeput onder het
gewicht van de geleidelijk zwaarder wordende puinkegel lijkt in betrekkelijk
recente tijd te hebben plaats gevonden.
De conclusie van Professor Waterbolk en zijn
team: Het ontstaan van de Henkeput dient in verband te worden gebracht met
vroege mergelwinningsactiviteiten in de Schoone Grub en omgeving. De Henkeput
zou dus een kalkmijn zijn.
De put zou uit de middeleeuwen of zelfs Romeinse tijd kunnen stammen.
Duidelijk is verder ook dat de Henkeput niet in verband kan worden gebracht met
de prehistorische vuursteenwinning.
In 1981 stelde Staatsbosbeheer een
onderzoek in naar de aanwezigheid van vleermuizen in de Henkeput. De Rijks
Geologische Dienst en het Natuurhistorisch Museum (Maastricht) stelde o.a. een
geologisch profiel op.
Ook tijdens dit onderzoek werden duidelijk haksporen aangetroffen. Deze
haksporen zagen er hetzelfde uit als in de prehistorische vuursteenmijn. Het is
dus duidelijk dat de put een door mensenhanden gemaakte ruimte is.
Bij het onderzoek werden kalksteenmonsters
genomen en werd vastgesteld dat de vuursteenlagen
in de Henkeput kwalitatief slecht zijn. In het algemeen zijn alleen maar
kleine grillige vuurstenen ontsloten.
De Henkeput was dus beslist geen vuursteenmijn.
Bij de Henkeput is ook een open
groeve (de abri). Naast de ondergrondse kalksteen mijn
was er dus ook de beschikking over een open groeve voor het winnen van de
kalksteen.
Situering Henkeput:

Op dit moment zijn de deskundigen
van mening dat de Henkeput een kalkmijn was, waarin kalksteen werd gewonnen om o.a.
het land te mergelen. Voor bouwstenen was de mergel uit de Henkeput niet
geschikt.
Plattegrond Henkeput:

De ouderdom van de Henkeput is
moeilijk vast te stellen. Ubaghs veronderstelde een Romeinse ouderdom (o.a. door
de Romeinse scherven).
Maar het blijft ook mogelijk dat de mijn al een prehistorische ouderdom heeft.
Waarom mijnen en geen open groeven?
Habets veronderstelde dat het wegennet in het verleden te slechts was om mergel
over de moerassige bodem van het Geuldal te transporteren.
Foto van de aanleg
van het nieuwe hekwerk bij de Henkeput 2008 |
 |
Logischer is echter
dat het ondergronds winnen van kalksteen (mergel) iets te maken heeft met een
verdeling van het werk binnen de seizoenen. In de winter is het namelijk
moeilijk kalksteen te delven uit een open groeve en in de zomer is er geen tijd
beschikbaar omdat men dan zaaien en oogsten moet. In de gesloten ondergrondse
mijn vriest het in de winter niet en kan men bij een aangename temperatuur van
rond de tien graden zoveel kalksteen winnen als men nodig heeft. Daarnaast
kunnen er natuurlijk ook nog andere redenen zijn om ondergronds te delven. Bij
de Henkeput zien we naast een ondergrondse mijn ook nog een open groeve,
namelijk de Abri voor het winnen van kalksteen.
De Henkeput was tot juni 2008 afgezet met een
rasterhekwerk om gevaarlijke situaties te voorkomen.
In 2008 is in het kader van "Platteland in Uitvoering" met financiële steun van o.a de Provincie Limburg en de gemeente
Margraten, in nauwe samenwerking met de Stichting Instandhouding Kleine
Landschapselementen (IKL) een groeveherstelproject gestart.
Het oude hekwerk is verwijderd en vervangen door een veel stevigere en
zware ijzeren constructie, waarbij de dragers van het hekwerk zó geplaatst
zijn dat de bodem zo weinig mogelijk schade zou oplopen (i.v.m. archeologisch
bodemarchief).
Hierbij is een zwevende inloopopening aan het hekwerk geconstrueerd waardoor
bezoekers nu bijna letterlijk haast boven de schacht zweven om zo de diepte van
de put te kunnen ervaren.
De put zelf is niet toegankelijk
voor het publiek.
De Henkeput is een archeologisch monument.
Voor meer foto's van de Henkeput, zie hoofdstuk:
foto's
De tekeningen op deze pagina zijn
met toestemming overgenomen uit:
Nederlandse Geologische Vereniging, Afd.
Limburg. Werkgroep Prehistorische vuursteenmijnbouw. De prehistorische
vuursteenmijnen van Ryckholt - St. Geertruid. 1998. ISBN 90-801523-4-X
|