Prehistorisch monument: de prehistorische vuursteenmijnen te Rijckholt - st. Geertruid (vuursteenmijn)

De prehistorische vuursteenmijnen van Rijckholt - St. Geertruid

Prehistorisch monument: de prehistorische vuursteenmijnen te Rijckholt - st. Geertruid (vuursteenmijn)

Sitemap  | English summary  Suzammenfassung        

 
Home > Geschiedenis - J Hamal-Nandrin  


Hoofdstuk "Geschiedenis" bestaat uit de volgende pagina's: Geschiedenis | J Hamal-Nandrin | Paters Dominicanen | Fotoalbum & vondsten Dominicanen |
 

 

Het onderzoek van de Belgische archeoloog Prof. Joseph Hamal-Nandrin:

Joseph Hamal-Nandrin werd geboren in 1869 in Luik (België) en was op archeologisch gebied een autodidact, die in 1908 zijn eerste publicatie schreef. AI zeer vroeg bracht hij een groot aantal dagen per jaar door in het veld en dat hield hij vol tot op zeer hoge leeftijd. Op deze wijze verkreeg hij een zeer grote verzameling, die ook diende als studiecollectie voor zijn leerlingen en die een van de grootste privécollecties in Europa was.
Hamal-Nandrin was een groot specialist op het gebied van vuursteen. In 1926 begon hij een college prehistorie, dat in 1928 werd opgenomen in het programma van de universiteit te luik.
Prof. J. Hamal-Nandrin bezette toen aan de universiteit te Luik de eerste leerstoel in de leer over de prehistorie.

Het onderzoek van Hamal-Nandrin en Jean Servais:
In het najaar van 1903 kwam Joseph Hamal-Nandrin voor het eerst naar de terreinen tussen Rijckholt en St. Geertruid en gedurende vijftig jaar zou hij een regelmatige bezoeker blijven.
Er heerste een goede samenwerking met de groep Marcel de Puydt, die in 1881 het gebied als eerste ontdekte. Men kende elkaar vanuit de gezamenlijke belangen en liefde voor de prehistorie, toegespitst op het thema vuursteen. Dit resulteerde ook in een groot aantal publicaties. Zonder tekort te doen aan de verdiensten van Marcel de Puydt en Jean Servais, is Hamal-Nandrin onmiskenbaar de grote figuur.

11 mei 1919: Archeologische site. Met links: Marcel De Puydt, daarnaast Joseph Hamal-Nandrin en rechts Jean Servais
11 mei 1919: Archeologische site: St.Pietersvoeren (Voerstreek België): Vuursteenindustrie Rullen. Met links: Marcel De Puydt, midden Joseph Hamal-Nandrin (met lage hoed)  en rechts op de voorgrond Jean Servais.
© K.Steehouwer

Het onderzoek van Hamal-Nandrin vanaf 1903 richtte zich vooral op de Schone Grub. zoals uit de kaart hieronder blijkt. In eerste instantie leverde dit dezelfde resultaten op als bij Marcel de Puydt: werktuigen van hertshoorn en been. bewerkte vuursteen in grote hoeveelheden. maar weinig mooie stukken en stookplaatsen.

Kaart van het opgravinggebied bij de Schone Grub 1910-1923 van Joseph Hamal-Nandrin
Schematisch overzicht van de Ravijn "de Schone Grub" en een deel van de aangrenzende bos- en bouwland percelen met de vindplaatsen en het opgravinggebied
uit de periode 1910-1923. Gemaakt door Prof. Joseph Hamal-Nandrin.
E: Groot atelier (ontdekt in 1881 door Marcel de Puydt)
M: Kleiner atelier (ontdekt door Victor Commont)
A,B, D, F, H, K, L, N, R S, T, X Y, Z:  Ateliers (werkplaatsen vuursteenbewerking); aangegeven met een vierkantje.
I en P: Schachten; deze zijn met een zwart bolletje aangegeven
C en G: Ondergrondse galerijen (mijntjes); deze zijn met een zwart bolletje aangegeven.
X : Vindplaats van de schedel.

Ingang van de Schone Grub zoals deze er uitzag tijdens het onderzoek van Hamal-Nandrin
Ingang van de Schone Grub zoals deze er uitzag tijdens het onderzoek van Hamal-Nandrin.

De bewerkte vuursteen werd voornamelijk gevonden op gelimiteerde plaatsen die als atelier werden beschouwd.
Hamal-Nandrin is er niet in geslaagd bewoningssporen te vinden, evenmin een graf. Hij veronderstelt een tijdelijke bewoning.
Hij vond in het ravijn de Schone Grub weinig werktuigen die gepolijst waren en kon geen slijpsteen ontdekken. zelfs geen stuk van een handslijpsteen.
Gepolijst of gedeeltelijk gepolijste werktuigen werden voornamelijk op het plateau gevonden bij vindplaats De Kaap" op de kaart hieronder.

De kaap en de Schone Grub aangegeven op de plattegrond
De kaap en de Schone Grub aangegeven op de plattegrond

Deze plek, de Kaap of de Hej genoemd, domineert de vlakte door de vooruitspringende hoogte en kan als vermoedelijke woonplaats worden gezien.
Hamal-Nandrin ontdekte dat diverse stukken verschillende patina vertoonden, omdat zij tweemaal bewerkt waren op ver van elkaar liggende tijden.

Foto uit 1927 van Hamal-Nandrin (Glozel in Belgie)
Foto van Joseph Hamal-Nandrin uit 1927

Ondergrondse winning van vuursteen:
In 1910 kreeg Hamal-Nandrin van de graaf de Geloes toestemming om bij de Schone Grub graafwerkzaamheden te verrichten, In datzelfde jaar werd de eerste schacht ontdekt. Deze schacht (P op de kaart van Hamal-Nandrin) had een doorsnede van 1,30 m. en een diepte van 5,20 m. De vulling bestond uit stukken en afslagen van vuursteen, waartussen enige schrapers, bijlen en een dozijn zeer rudimentair bewerkte hakken.
In datzelfde jaar kwam het Deutsche Anthropologische Gesellschaft op bezoek en werd ook de tweede schacht ontdekt, met een diepte van 7.,80 m en een doorsnede van 1,20 m. Op een diepte van 2 m. was de doorsnede over een lengte van 1,15 m. vergroot tot 1,75 m., om daarna weer op de eerste doorsnede verder te gaan tot op de ongeremanieërde bodem.
Twee meter van de opening was een horizontaal gangetje van 1,15 m. hoog en 0,50 m breed, dat wegens instortingsgevaar slechts over een lengte van 2,80 m kon worden vrijgemaakt. Deze schacht was niet in bedrijf genomen.
Prof. Victor Commont uit Amiens wees in 1913, na een bezoek waarbij hij het naar hem genoemde atelier ontdekte (vindplaats M op de kaart van Hamal-Nandrin), op de uitzonderlijk grote wetenschappelijke waarde van het vuursteencomplex.

Jean (Zjang) Rompelberg:
Zjang Rompelberg sr. was bij René graaf de Geloes in dienst als "garde" (jachtopziener - boswachter - veldwachter). Hij ontleende de wettelijke bevoegdheden, die hij voor zijn functie nodig had, aan de status van onbezoldigd ambtenaar van politie.
Aangezien graaf de Geloes zeer geïnteresseerd was in het archeologisch onderzoek en hij de onderzoekers graag behulpzaam wilde zijn, lag het voor de hand dat hij Rompelberg sr, kenner van het bos bij uitstek, als gids ter beschikking stelde.
De zoon van Zjang sr., Johannes Daniel Rompelberg (Zjang jr.: 1885 - 1973), werd geboren op 16 december 1885.
Omdat de voertaal op het kasteel Frans was, liet zijn vader hem, na de lagere school, een jaar naar het college in Vise gaan om de Franse taal te leren. Deze taal zou de rest van zijn leven een belangrijke plaats blijven innemen.
Vaak ging hij met zijn vader mee om het wild op te drijven tijdens de jachtpartijen van graaf de Geloes en hun aanhang en vrienden, die veelal uit Waalse notabelen bestond.
Op een van deze jachten leerde Zjang jr. de Luikse professor Joseph Hamal-Nandrin kennen.
Omdat Zjang jr. ook de franse taal sprak en de omgeving heel goed kende ontstond er een band en een samenwerking en werd Zjang jr regelmatig meegenomen om te helpen met de opgravingen en vondsten van artefacten in het gebied. Hij werd een van de voorgravers van Hamal-Nandrin.

Opgravingen bij de vuursteenmijnen: van links naar rechts: Hamal Nandrin, een medewerker, de chauffeur en Jean de Rompel (Zjang Rompelberg)
Opgravingen bij de vuursteenmijnen: van links naar rechts: Hamal Nandrin, een medewerker, de chauffeur en Jean Rompelberg (Zjang jr. Rompelberg)
© Heemkundevereniging Grueles


Zjang Rompelberg heeft op deze manier meerdere archeologische onderzoekers ondersteund bij de werkzaamheden.
Bewoners uit de omgeving herinneren zich nog dat professor Hamal-Nandrin een beetje doof was. Een vrouw uit Rijckholt herinnert zich nog dat haar vader dikwijls wakker werd als Hamal-Nandrin zich met zijn medewerkers, waaronder Jean (Zjang) Rompelberg, in alle vroegte naar het opgravingterrein begaf. De professor was volgens haar namelijk hardhorend en de gesprekken werden dus op luide toon gevoerd.
Het gevolg daarvan was dat op dagen dat Hamal-Nandrin samen met Zjang jr. Rompelberg naar het bos trok, men twee hard tegen elkaar Frans pratende mannen kon horen.
Zjang kreeg al snel door dat de prehistorische werktuigen voor geïnteresseerden waardevol waren. Bij het planten van fruitbomen op een perceel dat boven het bos lag, vond Zjang, drie prehistorische werktuigen. Hij bood die te koop aan en Hamal-Nandrin betaalde er vijftig gulden voor, toen een mooi bedrag.

Zjang wist ook nog op andere wijze uit zijn werk als gids geld te slaan: als hij met Hamal-Nandrin in het bos was, zag hij dat die alleen belangstelling had voor de gavere werktuigen, tweede soort vondsten werden teruggelegd. Zjang kende het bos heel goed, het was voor hem een kleine kunst om toeristen later juist langs die plaatsen te gidsen waar Hamal-Nandrin de tweede keus had achtergelaten. Als de bezoekers dan, op aanwijzing van Zjang, op die plaatsen gingen zoeken en dus de daar klaar gelegde werktuigen opgroeven, beloonden zij hun goede gids in klinkende munt.
Zoals hierboven aangegeven: Hamal-nandrin verzamelde zeer selectief. Hij liet door voorgravers, waartoe Zjang ook behoorde, diepe kuilen graven, waaruit hij enkel de mooiste vondsten meenam naar Luik.

Later ging Zjang ook met professoren uit Leiden en Groningen (o.a. prof. van Giffen en van Sleen) naar het bos om assistentie bij de opgravingen te verlenen. In totaal 50 jaar zou de Rompel deze hobby uitoefenen.
Helaas zijn via Hamal-Nandrin en later via opkopers de meeste en interessantste vondsten naar Luik en Brussel overgebracht.

Frans Engelen in gesprek met Jean Rompelberg
Frans Engelen in gesprek met Jean Rompelberg in 1964 in het Savelsbos

De ontdekking van de eerste mijntjes en schachten:
Op 19 juli 1914 werd een gelukkige vondst gedaan. Bij het graven naar een atelier in de wand van het ravijn. kwam een opening vrij (vindplaats G op de kaart van Hamal-Nandrin).
Het was de eerste mijngalerij die in Rijckholt werd ontdekt. Het was een horizontale gang, die precies op de hoogte van de belangrijkste vuursteenlaag, die ook in de wand van de Schone Grub te zien was.

Een stok met een brandend stuk papier aan het eind werd naar binnen gestoken en men kon een gedeeltelijk opgevulde ruimte onderscheiden. De opening werd vergroot om onderzoek mogelijk de maken.
De galerij was 7 m lang en ongeveer 1,20 m. hoog, met plaatselijk een grote breedte. Het dak werd ondersteund door twee pilaren van kalksteen die bij de ontginning waren blijven staan. Een schachtdoorsnede van 1 m. tekende zich duidelijk af. De blokken vuursteen in de wanden en de sporen van hakkenslagen in de kalksteen maakten nog eens duidelijk dat men te doen had men prehistorische ondergrondse winning.
Hamal-Nandrin zag een duidelijke gelijkenis met de prehistorische vuursteenwinning in Spiennes en constateerde tevens dat kalksteen uit nieuwe galerijen gedumpt werd in reeds verlaten galerijen.

In de uitvoerige publicatie over de opgravingen bij de vuursteenmijnen uit 1923 van Hamal-Nandrin werd onderstaande plattegrond opgenomen (vindplaats G  op de kaart van Hamal-Nandrin).

Plattegrond van de in 1914 door Hamal-Nandrin ontdekte vuursteenmijn met schacht
Plattegrond van de in 1914 door Hamal-Nandrin ontdekte vuursteenmijn met schacht. (G op de kaart).
De schacht (puits) en de 2 pilaren (pilier) zijn duidelijk zichtbaar.

In de ondergrondse werken en schachten verzamelde hij meer dan 400 vuurstenen mijnwerkershakken, waarvan de meeste door gebruik waren afgesleten of gebroken. Het enigste hertshoren werktuig dat hij ondergronds vond, was een komkommervorming stuk ter lengte van  24,5 cm. met een grootste dikte van 4.7 cm. Het vertoont duidelijk bewerkings- en gebruikssporen. Het is een raadsel waarvoor dit stuk gediend kan hebben.

Vondst door Hamal-nandrin in 1914: unieke vondst van een artefact van hertshoorn
Vondst door Hamal-nandrin: unieke vondst van een artefact van hertshoorn.

De Eerste Wereldoorlog onderbrak deze werkzaamheden van Hamal-Nandrin, maar hij keerde terug.

De ontdekking van een aantal schachten langs het ravijn de Schone Grub riep bij Hamal-Nandrin de vraag op waarom men In de prehistorie geen horizontale gangen vanuit de ravijnwand had gedreven, in plaats van het veel moeilijker schacht afdiepen. Hij meende daarom te moeten concluderen dat het ravijn pas ná de periode van de vuursteenwinning zou zijn ontstaan. Hij veronderstelde dat zich op meerdere plaatsen schachten zouden moeten bevinden, o.a. aan de rand van het Groot Atelier.
Marcel de Puydt had reeds in 1887 opgemerkt dat veel sporen in de bodem wezen op meer of meerdere diepe graafwerkzaamheden en plaatselijke hoeveelheden ruwe en slecht bruikbare vuursteen waren van dusdanig slechte kwaliteit om ze over enige afstand te transporteren.
Hoewel het grootste gedeelte van de gebruikte vuursteen van plaatselijke herkomst was, vond hij ook enkele werktuigen uit gesteenten buiten het gebied. In een enkel geval constateert hij helder grijze en geelachtige doorzichtige vuursteen en zelfs Grand Pressigny vuursteen.
Slechts één gepolijste bijl met aanzet tot een steelgat werd gevonden. lengte 10 cm. vervaardigd uit diabaas (zie foto hieronder). Verder een fragment uit Révinien-kwartsiet. psammiet van condror. schist. dioriet. basalt en Rijnlandse kwartsiet.

vondst van Hamal-Nandrin: geperforeerde gepolijste hamerbijl
Vondst van Hamal-Nandrin: geperforeerde gepolijste hamerbijl

De hertshoornen werktuigen waren afkomstig uit ateliers en de hellingen van de Schone Grub. Opmerkelijk is de vondst van een benen werktuig in atelier S (op de kaart van Hamal-Nandrin), lengte 14,2 cm met een schuin geslepen kant, dat mogelijk gediend kan hebben als beitel.

Vondst van Hamal-Nandrin: zeer zeldzame vonds: artefact gemaakt uit bot (beitel)
Zeer zeldzame vondst door Hamal-Nandrin: artefact gemaakt uit bot (beitel)

In een stookplaats langs de Schone Grub werden twee kleine scherven aardewerk gevonden. Een van de scherven van roodachtige kleur, vertoonde een ornamentatie van putjes.

In 1920 werd een poging ondernomen dit verder te onderzoeken.
Men leek in een oude schacht terecht te komen, waarin een 14-tal vuurstenen hakken werden gevonden.
Aangezien het graafwerk een te zware belasting betekende, werd het echter stil gelegd. Er werd gewerkt zonder subsidie.

Het Institut International d'Anthropologie bezocht het gebied op 1 augustus 1921 tijdens een excursie die was georganiseerd tijdens een bijeenkomst te Luik.
Foto's van de excursie zijn te vinden op de volgende pagina's: fotoboek pagina 11; pagina 13; pagina 15 (betreft fotoboek uit 1929 dat de paters Dominicanen hebben geschonken aan de Graaf de Geloes). Voor meer details over dit fotoboek, zie de afzonderlijke pagina over de paters Dominicanen en René graaf de Geloes.

Een van de deelnemers aan de excusrie, Prof. Dr. Capitan van het College de France en l'Ecole d'Anthropologie de Paris, kwam het jaar daarna terug om met de Belgische onderzoekers te exploreren rond het Groot Atelier.
Een andere deelnemer, Baron Ed. Sélys-Lonchamps ontdekte nog een schacht (I op de kaart van Hamal-Nandrin), minder diep dan de overigen én zonder aansluitende galerijen. Een twintigtal vuurstenen hakken werden erin gevonden.

Unieke vondst neolithische schedel:
Op 17 april 1923 vond een grote opgraving plaats in het midden van de linkerhelling van het ravijn (X op de kaart van Hamal-Nandrin). Eerst stiet men op een grote hoeveelheid bewerkte vuursteenstukken. waarin op een diepte van 2,20 m. menselijke beenderen werden aangetroffen: stukken rechter dijbeen, een fragment van een onderkaak en een brachycéphale (kortschedelig type) schedel, afkomstig van een vrouw in de leeftijd van 20-25 jaar. De stukken dijbeen werden 2 m. verder aangetroffen.
Een van de bewoners uit Rijckholt kan zich nog het volgende verhaal herinneren over de vondst van de schedel: Een van de Belgen die betrokken was bij de vondst van de schedel ging bij een Rijckholtse kruidenier een kistje halen. Enige uren later zag men hem, samen nu met anderen, uit het bos terug komen met het kistje waarin de schedel lag, die nog voor een deel met aarde bedekt was.

Hamal-Nandrin en zijn medewerkers waren op grond van stratigrafische overwegingen ervan overtuigd dat de skeletdelen tot één individu behoorden.
In zijn uitvoerige publicatie van 1923 over de opgravingen in Rijckholt is een statiegrafische beschrijving van de vindplaats te vinden (Lohest & Fourmarier, 1923 p137-140). Daarnaast een uitvoerig anthropologisch verslag (Fraipont, Stockis & Davis, 1923 p. 140-148).
Volgens dit verslag is de schedel zonder twijfel Neolotihsch en uitgesproken brachycephaal (kortschedelig).
Volgens een C-14 methode werd de schedel gedateerd op 3500 v. Chr. (
± 150).
Deze schedel is ongetwijfeld een van de mooiste vondsten van Hamal-Nandrin en was jarenlang de blikvanger in zijn onovertroffen collectie Rijckholt materiaal.

1923: de Noord helling van de Schhone Grub waard Hamal-Nandrin de schedel heeft gevonden
De Noord helling op 23 april 1923, de vindplaats waar Joseph Hanal-Nandrin zes dagen eerder een schedel van een jonge vrouw had ontdekt.
Op de foto staan de volgende personen: Prof. Hamal-Nandrin, dr. Herman Davin, Oscar Fryns (uit Jemappes), Joseph Evers (docter in de theologie en folosofie van het klooster van Averbode), Pierre Driessen (kapelaan uit Gronsveld), Mathieu Wolfs, (landbouwer uit St. Geertruid) Jean (Zjang) Rompelberg (een voorgraver uit Rijckholt) en Alphonse van de Weyer (een voorgraver uit Luik).


Deze schedel werd door Hamal-Nandrin, kort voor zijn overlijden, geschonken aan het museum van het Limburgs Geschied- en Oudheidskundig Genootschap, waarvan hij erelid was. Later werd het opgenomen in de collectie van het Bonnefantenmuseum te Maastricht, maar nu is de schedel overgedragen aan het Centre Céramique van Maastricht (Objectnummer: BC2969).
Het is de eerste vondst van een neolithische mens in Nederland en daardoor vrij uniek.

Foto uit de publicatie van 1923 van Hamal-Nandrin: De schedel uit 1923 gevonden door Hamal-Nandrin met deel onderkaak: brachycefaal: ouderdom rond 3500 B.C.
De schedel uit 1923 gevonden door Hamal-Nandrin met deel onderkaak: brachycefaal: ouderdom rond 3500 B.C
Foto's uit de publicatie van Hamal-Nandrin uit 1923

De schedel uit 1923 gevonden door Hamal-Nandrin met deel onderkaak: brachycefaal
Kleurenfoto van dezelfde schedel uit 1923 gevonden door Hamal-Nandrin met deel onderkaak: brachycefaal: ouderdom rond 3500 B.C.
© Digitale erfgoed catalogi van Centre Céramique van Maastricht.

Voor meer en grotere foto's van deze schedel zie fotopagina's: Schedel 1923.
In 1923 verscheen in de Revue Anthropologique een zeer uitvoerig rapport van de hand van Joseph Hamal-Nandrin en Jean Servais, onder de titel "la station néolithique de Sainte-Gertrude (limbourg hollandais".
Het werkstuk van 148 pagina·s, met zeer veel afbeeldingen, is opgedragen aan graaf René de Geloes. kamerheer van H.M. de Koningin van Nederland. burgemeester van Eysden, voor zijn belangstelling en medewerking aan de onderzoeken op zijn terreinen.

"Au Comte René de Geloes, Chambellan E.S.E de sa Majesté la Reine des Pays Bas et Bourgmestre d"Eijsden, Nous dédions le présent mémoire en lui témoignant notre profonde gratitude pour l'intérêt que'il n'a cessé de porter a nos traveaux et pour l'aide précieuse qu'il nous a toujours accordee au cours de nos recherches dans ses propriétés de sainte Gertrude et de Rijckholt. J.Hamal-Nandrin, J. Servais".

Het werkstuk geeft een afgerond beeld van de onderzoeken en conclusies. Het heeft zijn wetenschappelijke waarde tot in onze tijd weten te handhaven.
Na dit samenvattende verslag bleef Hamal-Nandrin regelmatig in Rijckholt verschijnen en had contact met andere opgravinggroepen.

Ook na zijn pensionering in 1939 bleef hij actief, niet alleen wat het veldwerk betreft, maar ook op het gebied van publicaties. De lijst omval 45 titels. waarvan vele samen met Marcel de Puydt en Jean Servais. later met zijn leerlingen Madeleine Ophoven, mej. Gilbert louis zijn assistente.
Ter gelegenheid van de 25e verjaardag van de stichting van de leerstoel prehistorie aan de universiteit te luik werd het boekwerk: "Mélanges en hommage au professeur Hamal-Nandrin"

samengesteld, dat in 1953 verscheen toen hij een halve eeuw onderzoek in Rijckholt herdacht.
Prof.Dr. E. van Giffen schreef in de Mélanges en hommage au professeur Hamal-Nandrin: "... een gevoel van spijtigheid, wanneer we in gedachten vergelijken het verschil tussen de betreffende in Nederland aanwezige vondsten enerzijds en die in België. d.w.z. luik, anderzijds; en dit geldt zowel de kwantiteit als kwaliteit ... ". Ik  hoop dat het authentieke Nederlandse maleriaal, ondanks de in aanmerking komende verzamelingen te Leiden, Maastricht,  Beek, Sittard en Groningen, te eniger tijd nog eens verrijkt mag worden met althans een keurcollectie uit dat wat door Hamal-Nandrin op de Maasterrassen bij Rijckholt uit eigen initiatief en middelen, met onverdroten moeite en doorzettingsvermogen, met weergaloze kennis van zaken is bijeengebracht en, last but not least, op exemplarische wijze te luik is verzorgd.

Prof. Joseph Hamal-Nandrin
Prof. Joseph Hamal-Nandrin

In 1953 rondde Hamal-Nandrin een periode af van vijftig jaar wetenschappelijk onderzoek.
Tijdens zijn afscheidscollege gaf hij een beeld van het Neolithicum in onze streken. Hij zag daarin drie onafhankelijke en elkaar chronologisch opvolgende culturen. De oudste. de Bandceramische van Omal, ontdekt langs de Jeker. Daaropvolgend het Campignien, gevonden bij Aubel en tenslotte het Robenhausien, waartoe Rijckholt, St. Pietersvoeren en St. Maartensvoeren behoorden. Wegens het aantreffen van artefacten die leken op technieken uit Acheuléen, Moustérien en Tardenoisien sloot hij een oudere winning en bewerking niet uit. Hamal-Nandrin vestigde eveneens de aandacht op de grote hoeveelheid bewerkte vuursteen op een zeer uitgebreide oppervlakte van de terreinen tussen de Maas en de bossen van het plateau.

Op 29 augustus 1958 stierf Hamal-Nandrin op 89 jarige leeftijd.

Prof. Hamal-Nandrin, die de laatste jaren van zijn leven veel samenwerkte met de Limburgse historicus pastoor H. Spierts te Terwinselen, genoot ook in ruime kring bekendheid als eigenaar van de grootste particuliere prehistorische verzameling van Europa, die uit 25.000 voorwerpen omvat.
Prof. Joseph Hamal-Nandrin was een van de meest vooraanstaande katholieke geleerden van België.

Bijzondere vondsten van Hamal-Nandrin op het plateau te Rijckholt: speer- en pijlpunten van vuursteen
Bijzondere vondsten van Hamal-Nandrin op het plateau te Rijckholt: speer- en pijlpunten van vuursteen.
Het betreft halfdoorschijnende geelachtig grijze vuursteen van superieure kwaliteit.
De nummers 2 en 6 komen uit de collectie van Marcel de Puydt
1. Pijlpunt met steel, gemaakt van een halfdoorschijnende geelgrijze vuursteen
2. Pijlpunt met brede steel, gemaakt van vuursteen van lokale oorsprong met een witachtige patina. Het uitgesneden deel onthult de natuurlijke donkergrijze kleur van vuursteen (gevonden door Marcel de Puydt).
3. Gesteelde pijlpunt, gemaakt uit bijna zwarte vuursteen, uit Ryckholt: het is de enige gesteelde pijlpunt, in vuursteen van lokale oorsprong die briljant gemaakt, die door het team van is Hamal-Nadrin gevonden is. Witachtig patina. Het uitgesneden deel onthult de natuurlijke donkergrijze kleur van vuursteen.
4. Pijlpunt, met rechte randen en lange steel, in halfdoorschijnende lichtgrijze vuursteen.
5. Pijlpunt, gesteeld, in halfdoorschijnende geelachtig grijze vuursteen.
6. Pijlpunt, breed gesteeld, licht gebogen randen, gemaakt van lokaal geproduceerde vuursteen met witachtige patina; een nieuwe en lichte patina is zichtbaar op de opnieuw aangescherpte  delen (gevonden door Marcel de Puydt).
7. Pijlpunt met steel en rechte randen, een dun stuk, in halfdoorschijnende geelachtige vuursteen.

3 bijzondere vondsten van Hamal-Nandrin op het plateau te Rijckholt: speer- en pijlpunten van vuursteen
Bijzondere vondsten van Hamal-Nandrin op het plateau te Rijckholt: speer- en pijlpunten van vuursteen.
Het betreft halfdoorschijnende geelachtig grijze vuursteen van superieure kwaliteit.
De nummers 1 en 3 komen uit de collectie van Marcel de Puydt.
1. Pijlpunt, met steel  en vinnen, in donkergrijze vuursteen, halfdoorschijnend en met een lichte glanspatina.
2. Pijlpunt, uit Ryckholt  grijs vuursteen, met steel en vinnen, zorgvuldig gesneden aan beide zijden.
3. Pijlpunt, vrij rudimentair, uit vuursteen van lokale oorsprong. Een van de vinnen is intact, de andere, van minder formaat, is gebroken.


Van zijn vele vondsten zijn een beperkt aantal stukken terecht gekomen in het Curtiusmuseum te Luik (Archeologisch museum).
Zijn overige verzameling bevat bijzonder mooie stukken, waar ook nederzettingsmateriaal bij zit en vondsten van De Kaap.
Er is nog geprobeerd om een deel van de verzameling van Hamal-Nandrin voor Nederland te behouden. In 1956 en 1957 zijn door o.a. de directeur van de ROB (P. Glazema) en de LGOG pogingen gedaan om de collectie van J. Hamal-Nandrin te verwerven, in ieder geval het gedeelte dat hij had gevonden en opgegraven in Rijckholt.
Van de 25.000 voorwerpen zouden er ongeveer 20% uit Rijckholt komen. Echter, de verzameling moest van J. Hamal-Nandrin intact blijven om na zijn dood, samen met zijn uitgebreide boekencollectie, te worden verkocht.
De totale collectie werd op 800.000 Bfr. geschat.
Door de hoge kosten is het museum in Maastricht afgehaakt. Gelukkig werd wel kosteloos de schedel die Hamal-Nandrin in 1923 heeft gevonden aan het museum geschonken.
Zijn uitgebreide privécollectie is uiteindelijk aangekocht door les Musées Royales d'Art et d'Histoire (Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen) te Brussel.

Schone Grub ano nu
Impressie Schone Grub, zoals deze er tegenwoordig uit ziet.
© Romaine - Eigen werk.

De informatie op deze pagina is afkomstig uit en/of deels overgenomen uit de volgende bronnen:

  • Engelen, F.H.G., Onderzoek vóór 1964: De ontdekking in 1881 van de prehistorische vuursteenindustrie bij Rijckholt-St.Geertruid en de onderzoeken vóór 1964, in: P.C.M. Rademakers (red.), De prehistorische vuursteenmijnen van Rijckholt-Sint Geertruid, Werkgroep Prehistorische Vuursteenmijnbouw Nederlandse Geologische Vereniging afd. Limburg, 1998 (Maastricht) p. 7-17
  • Kengen, H. Archeologie: De eerste archeoloog van Rijckholt. Heemkundevereniging Grueles. (Grueles 1988, jrg. 8, no.4 dec.) p. 165-169
  • Weerdt, W. Foto: Ken d'r hön nog? De Rompel: Zjang Rompelberg. Heemkundevereniging Grueles. (Grueles 1982, jrg. 2, no.3 sep.) p. 43-47
  • Warrimont de, J.PL.M.N. en L. Amkreuz., Het geheim van de Schoone Grub. Archeologische opgravingen van de vuursteenmijnen te Rijckholt-Sint Geertruid in 1929 door de paters dominicanen uit Rijckholt. LGOG (De Maasgouw jrg. 134, no.2) 2015 p. 48 56.
  • Weertz, J. Archeologie: Een eeuw Grand atelier. Heemkundevereniging Grueles. (Grueles 1987 jrg. 7 april) p. 43-47
 
 

Web-site gemaakt door Henk Engelen

Top

Revised: